Lezing – in de Louis VX zaal – Pulchri – 27 september 2018

COUPERUS + INSPIRATOR VOOR KUNSTENAARS

Ik leerde het zien
ik leerde het begrijpen
ik wil het vertellen
in mijn woorden.

In de stad Besançon — Frankrijk – rijden trams met de beeltenis van grote schrijvers uit die stad.
Ik herkende de schrijver Victor Hugo – geboren aldaar. Een mooi portret van de schrijver én zijn handschrift, sierden de tram.

En natuurlijk schoten de vele portretten van Couperus door mijn hoofd en zag ik deze in gedachten al afgebeeld op een tram die door de stad Den Haag rijdt.
Zo’n tram stelt toeristen de vraag: wie is deze man?
En naast zijn portret dan ook enige regels uit zijn werk, in zijn handschrift.
En natuurlijk zijn handtekening.

Couperus zie ik al staan, kijkend naar zijn beeltenis op de tram en een zoete glimlach zou zijn gezicht sieren.
Eindelijk erkenning.
Het is terecht dat Den Haag zo een groot schrijver zou eren.
Maar de stad DEN HAAG kan Couperus natuurlijk ook eren door het nieuwe cultuurgebouw naar hem te vernoemen!

Couperus moet een goed oog hebben gehad voor de beeldende kunst.
In al zijn boeken en verslagen is te lezen hoe diverse kunsten zijn belangstelling hadden en hij wist deze in feilloze woorden te benoemen. Hij bouwde paleizen, tempels en allerlei gebouwen, en lustoorden die hij met
precisie beschreef. Als een architect die precies de lijnen en perspectief weet te benoemen.
Die door hem beschreven gebouwen nemen meteen plaats in, in het hoofd van de lezer en begeleiden het verhaal.

De vreugde van het schrijven met de paarse inkt – in een langzaam en weloverwogen ritme – de stilte van de omgeving, het ordenen van de elementen in zijn verhaallijn en het verrassende plot, moet een vreugde zijn geweest in zijn hart.

Zijn dromen werden verlangens die nooit de werkelijkheid konden benaderen.
Maar hoe intens zijn de bladzijden gevuld met een scala aan prachtige kleuren, beschrijvingen van geuren, de geur van regen en van de donderwolken, onweer met angstige donderslagen.

In zijn taal weeft hij stoffen in de meest bijzondere schering en inslag.
En in al die zintuigelijke beschrijvingen, bleven het schaduwen van zijn eigen belevingswereld.

Het moet zeker kunstenaars hebben aangesproken, om zelf de kleuren die de schrijver met woorden opriep, uit te werken.

Deze zomer herlas ik Een berg van licht. Langzaam ging ik door de oerdunne velletjes van een vroege editie van zijn verzameld werk. De roman deed alles met mij wat ik net beschreef, maar ook voelde ik lezend de triestheid van zijn
bestaan…

Couperus, levend in een land waar de burgerlijkheid weerspiegeld wordt door ramen achter luiken, in een stad waar achterklap en jaloezie altijd aanwezig waren.

In zijn lange carrière leverde hij een constant gevecht met zijn uitgever en met de beeldend kunstenaars die voor zijn boeken de juiste omslag moesten ontwerpen. Het is een bijzonder detail dat zijn roman De stille kracht in een
eerste druk met batikband verscheen. Dat was wellicht een triomf, maar vaak heeft het overleg – de beperking die daarin naar voren kwam – menig zurig uur aan zijn ziel gevreten. Couperus was geen man van het geld, het moest er simpelweg zijn!

Couperus had de uitgesproken houding van een zuiderling. Hij werd omringd door respect en waardering en hij vond dat hij daar recht op had. Uit zijn pen vloeiden verhalen die de werkelijkheid in beweging brachten maar
ook spreekt hij in zijn werk – vaak voorzichtig – kritiek op de samenleving uit. Concessies leerde hij te doen, met als doel levensmomenten van zinnelijk genot te beleven, opdat hij daarin een kern vond voor een volgend boek, een
verhaal, een tekst voor de krant die hem op reis stuurde.

Ongelofelijk uitgebreid is zijn kennis van mythologie en daarnaast een grote gevoeligheid voor wat zich moeilijk realistisch laat benoemen. Daar druipt zijn Indonesische achtergrond in door, in schimmen en herinneringen die
betekenisvol zijn in de uren van de avond en in de nacht.

Daarnaast is hij gevoelig voor de verfijnde keuken. Hij weet de gerechten zo te beschrijven dat je zou willen mee-eten. Hij heeft oog voor de verfijning van bestek en voor de etiquette van hoe te handelen in de volgorde van al die verrukkelijke gerechten.

De zachte sensualiteit van de vruchten, hoe ze ruiken, aanvoelen en wat ze op de tong teweeg brengen.
Lees er Couperus Culinair op na, het boek dat José Buschman schreef en uitbracht in 2013.

Jaren geleden las ik een voorwoord van Frederic Bastet, voor het kunstzinnig boek van de schilderes Lux Buurman.
Hij schreef de biografie van Couperus die in 1987 uitkwam.

Het boek – met de titel Een jas – bevat negen mythologische schilderijen. Bastet wist de schilderijen te eren met een feilloos voorwoord, waarin hij wel in het werk van Lux gekropen leek en de voorstellingen ontleend zouden
kunnen zijn uit werken van Couperus. Dat gaf het beeldend overzicht een extra dimensie. De afbeeldingen tonen een veelvoud aan symbolen waar je lang naar kunt kijken. De verfijning van haar penseelsteek en het coloriet dat zij kiest, wekken de indruk dat de kleuren op de schilderijen zijn geborduurd.

Diepgaand werk is het van een zoekende kunstenaar.
De kunst kent geen grenzen, geen achterdocht en inspireert de kunstenaar die zoekende is.

Wat bijzonder is in alle kunstdisciplines, is de kans het geschreven werk te vertalen naar beelden, muzikale thema’s of naar nieuwe teksten, die op hun beurt weer dicht komen bij wat de schrijver zocht en bedoelt.

Het werk van Couperus is op vele manieren vertaald. Soms ook letterlijk, wie in de internationale database van digitale teksten zoekt, vindt van Couperus relatief veel vertalingen.

De andere betekenis van het woord vertaling is het brengen van de boeken naar een groter publiek. Ook daarin heeft Couperus een duidelijke plaats. We kennen de – soms roemruchte – televisieseries uit de jaren ’70, bioscoopfilms
uit de jaren ’80 en een reeks recente theaterversies die door Toneelgroep Amsterdam internationaal gespeeld wordt. En daarnaast staat het werk dat beeldhouwers en schilders maakten.

Jaren geleden las ik in een boekje van Simon Carmiggelt, de titel is, = Vergeet het maar = en het stamt uit 1953. Het korte verhaal heet = Je hebt iets. = De mooie zin is “Hij was Couperiaans broos, een zelden gelukkige puber…”

Couperus zag hoe kunstenaars worstelen met wat ze willen vertellen.
Hij herkende dit in zijn eigen werk.

Pier Pander heeft daarover fijnzinnig het een en ander verteld.
De situatie is bij hem als volgt:
Couperus bezoekt het atelier van Pier in Rome. Couperus wilde ook wel eens hakken en schuren aan een beeld.
Pier zag dat niet helemaal zitten en vroeg hem wel de elegante en kostbare ringen van zijn slanke handen te verwijderen. Gelukkig besefte Couperus snel dat het niet zijn metier was. De vriendschap bleef bestaan en Pier schilderde een portret van Couperus echtgenote: Elisabeth Wilhelmina Johanna Baud. In 1974 had ik de eer om bij het Boekenbal te zijn dat toen het thema Couperus had.

Dit Boekenbal vond plaats in de Haagse Koninklijke Schouwburg en in Hotel des Indes en in Pulchri. Ik woonde toen net in Den Haag en zag met verwondering hoe het werk van Couperus op toneel kwam in tableau vivants. Op ’t toneel verschenen veel personages in de kledingstijl van de perioden die Couperus beschreef.

Het feest in Pulchri werd aangezet met vele tekeningen op enorme vellen papier, gemaakt door de leden van het huis. Het was een terechte ode aan een groot schrijver en de tekeningen zijn later – gelukkig – in de archieven van de
stad terechtgekomen.

Uitzonderlijk, daar normaal gesproken bij het slot van het Boekenbal de decorstukken door de gasten meegenomen mochten worden. Enkele van deze tekeningen zijn nog te bewonderen in het Couperus museum.

Ik had van de eerste conservator van dit museum, Juuf van Ballegoijen de Jong – overleden in 2007 – al begrepen dat er een enorm verschil bestaat in de Haagse samenleving. Juuf had mij geïnterviewd voor een Haagse krant en in dat gesprek had ik gezegd dat ik vreemd aankeek tegen de samenleving van Den Haag. Je hoorde er bij als je de codes kende van de burgerij. Deze kende ik niet = en nog niet = en dat botste nog wel eens.

Couperus beschreef dat ook, zeer duidelijk. Volgens Juuf was er niets veranderd sinds Couperus’ tijd.

Ik geloof dat zijn woorden nu ook nog gelden. Van de Haagse beeldhouwer Theo van der Nahmer heb ik vele verhalen en
anekdotes gehoord in zijn atelier in ’t park Oosterbeek. Theo illustreerde mijn tweede gedichten bundel Littekens 1977 en maakte een tekening van me, en die tekening is geschonken aan het Literatuurmuseum.

Theo’s verhalen gingen vaak over zijn visie op de boeken van Couperus. Boeken die hij uitgebreid had gelezen in verband met de opdracht om Eline Vere in brons een plaats te geven in de lommerrijke omgeving van Den Haag. Locaties beschreven door Couperus.

Theo had een duidelijke visie op Den Haag als kunststad en op de vele commissies die daarin een rol speelden. Die verpakte hij in smeuïge verhalen. Zo had hij in het kader van BKR van doen met een commissie met ambtenaren die meenden te weten hoe een beeld er uit moet zien.

Theo ontwierp het beeld van Eline Vere. De commissie die daarover ging vond ‘de bips’ (verhullend burgerlijke term uit die periode) van de dame wat te zwaar. Theo werd verzocht deze ronding wat aan te passen. Hij wilde deze opdracht echt graag en paste het beeld aan… later werd hij alsnog boos – het was immers zijn visie op Eline Vere.

Dit voorbeeld zegt veel over hoe kunstenaars en opdrachtgevers met elkaar communiceren! Ook de fotografe Marianne Dommisse kon smakelijk vertellen over opdrachtgevers die vooraf al weten hoe het moet worden.

De gipsen eerste aanzet stond vele jaren buiten bij zijn atelier en is later gerestaureerd door studenten van de Koninklijke Academie. Deze gipsen Eline Vere staat nu in De Eshoeve aan de Doorniksestraat en is door Theo van der Nahmer en zijn vrouw Marianne Dommisse geschonken. Voor meer informatie: zie het boekjes Louis Couperus 150 jaar.

De tentoonstelling 150 jaar Couperus in 2013 was een idee van Anita Gundlach. Zij verzorgde de literaire voorstellingen en vroeg mij om het logo te ontwerpen voor deze happening. Ook ontstond toen het idee om diverse beeldende kunstenaars uit te nodigen om hun visie op Couperus uit te werken. In overleg met Ellen Cleyndert – zij is eigenaar van Galerie Het Cleyne Huys – heb ik de tentoonstelling vorm gegeven. Ik heb daar de kunstenaars voor benaderd.

Achille – hij werkt in een litho techniek. Hij verwerkte de wereld van Couperus in het strenge keurslijf van het fin de siècle. Achille noemde zijn werk: Twee werelden waar Couperus in zat.

Loek Bos goot Couperus in brons met zijn hond Brinio. Dandy – achtig.

Karel de Boer, al diep in de 90 jaar, maakte een foto van het beeld van Verkade, van Couperus. Hij plaatste de maskers in de ramen, erachter. Dat inspireerde mij om daar een gedicht bij te schrijven, dat ik aan Karel opgedragen heb. Karel overleed in 2017.

je was er om gelukkig te zijn
ik kon het lezen in je boeken.
je zei dat je wilde genieten
ik wilde het graag geloven.

ik las nogmaals de boeken
en voelde de geheimen die
prikten achter mijn oogleden.
spanning gloeiend in mijn lichaam.

jij wist de snaren te beroeren
waar de anderen achterbleven.
jij gaf antwoorden die velen
verontrusten in de stille uren.

ik herkende de melancholie
in volle, smachtende zinnen.
jij plaatste maskers op de dandy’s
die daar achter wilden schuilen.

nu is alles anders, hoewel de
maskers altijd de verlangens
verdonkeren en wit / blauwe
dromen langzaam versoberen.

Dinieks creëerde een zeefdruk met het handschrift van de schrijver, hiervoor selecteerde zij manuscripten in het Letterkundig museum.

Jan Naezer maakte een ets met teksten van Couperus. We lezen de woorden: zo ik iets ben – Eline Vere – kracht – noodlot. Het werk is een mooie druk die niet meer te leveren is.

Ik zelf plaatste het profiel van Couperus in roestvrijstaal met de tekst “Zoo ik iets ben, ben ik een hagenaar”.
En natuurlijk de broche en een klein staand profiel. Een grotere uitvoering van hetzelfde werk hangt in de gang van het bedrijf van de kunstvervoerder Hizkia van Kralingen.

Vladek – glaskunstenaar – maakte een glasobject, met afbeeldingen en foto van de schrijver in het glas. Het is diffuus verwerkt, om zijn mystieke persoonlijkheid te accentueren.

Jozien Westerhout maakte een zeefdruk, waarin zij de Stille kracht verwerkte in de wortels, stam en kruinen van de mangrovebomen in een mysterieuze afbeelding. Jozien overleed in 2017. Helaas zijn er geen exemplaren van dit werk meer aanwezig.

Jos van den Berg & Cees Rutten, maakten beiden unica met een ritmisch reliëf van de pagina’s van Couperus’ oeuvre waar Jos een abstract figuur in schilderde. Het is en mooi voorbeeld hoe deze kunstenaars hun visie op Couperus deelden. Hun werken zijn inmiddels verkocht.

Ik kende het werk van de kunstenaars en wist zeker dat zij een visie konden uitwerken die recht deed aan Couperus.
De werken waren opgesteld in de studio van de galerie. In de omringende tuin traden op ons verzoek dichters op die ik in overleg met Anita benaderde. De dichteres Elly Geertsema, schreef een brief aan Couperus in bloemrijke
taal.

Mark Kalsbeek schreef ook een brief, hij laat Couperus de deur op een kiertje zetten. Jan Nijenhof dichtte dat Couperus een Romein en wereldburger was. Deze dichters gaven wij een podium om hun werk een groter publiek te geven.
Het werd een zeer geslaagde tentoonstelling en een poëzieplatform. Er zijn veel bezoekers op af gekomen.

Anita heeft veel tijd en energie gestoken in het literaire gebeuren en in de voorstellingen in een villa, bij Plein 1813. De voorstellingen waren schoolvoorbeelden hoe je literatuur en muziek een plaats kunt geven. Anita vergaderde met het Literatuurmuseum – toen nog Letterkundig museum – en natuurlijk ook met het Couperus Museum, om te overleggen over samenwerking en p.r. Jammer is dat beide musea maar summier hun medewerking verleenden.

Terugkijkend met de kennis van nu, is het een gemiste kans. In samenwerking had het project veel breder kunnen zijn, zeker ook omdat Anita een heel andere opzet voor ogen had. Zij werkte voor andere bezoekers dan de voor de genoemde musea geijkte doelgroepen. Haar publiek was door de bank genomen jonger en diverser. Zeker toen ze Theaterschool Rabarber in haar programma betrok.

In de periode na het programma heb ik opnieuw geprobeerd contact met de musea te leggen. Snel werd mij duidelijk dat voor elke suggestie, voor iedere voorgenomen activiteit, beschikbaar geld, de voorwaarde was om het gesprek te vervolgen!!!

In mijn ogen blijft het vreemd dat kunstenaars tijd en energie steken in werk en dan ook gevraagd worden het zelf te financieren. De genereuze opstelling van Ellen Cleyndert maakte de expositie mogelijk. Zij nam de onkosten voor haar rekening voor onder meer de brochure en de publieksontvangst. Burgervader Jozias van Aartsen (2008 / 2017) bezocht de
expo en was zeer verheugd over de werken.

Juuf van Ballegoijen de Jong had me dus in ’t verleden al gewaarschuwd en hij had gelijk. Moeilijk om er bij te horen!!!

Natuurlijk waren er ook positieve momenten, een happening op de Mauritskade met een regel op de kademuren, mooie woorden van de burgemeester en acteurs, dames in robes van de tijd van Couperus en schrijvers die hun literaire visie op Couperus gaven.

En er kwam een postzegel met zijn beeltenis (Couperus zal het heel prettig gevonden hebben dat hij gelikt werd) en een beknopt maar steekhoudend boekje van Bas Heijne dat wellicht de aanleiding vormde voor de theaterserie van Toneelgroep Amsterdam.

Ik heb geprobeerd de visie van de kunstenaars te vertalen in ’t boekje – Op stap met Louis Couperus –
en om de dichters een podium te geven. Enkele werken zijn hier nu in Pulchri te zien. Er gebeurde in 2013 op literair gebied veel en er zijn heel wat gedichten verschenen. Twee herinner ik me nog goed.

Het eerste gedicht is van Gerrit Vennema – die op verzoek van Ellen ook optrad in de tuin maar niet in ’t boekje staat. Gelukkig staat het gedicht in zijn bundel Maskers en stadsgezichten – in 2015 uitgegeven in eigen beheer.

Couperus en Den Haag

Een eeuw joeg door de stad,
liet de meeste wijken staan.

En de ceder, destijds onder zijn raam
– ogen in gedachten
tussen takken door de gracht in –
nu tot voorbij de dakrand.

De mens, lang uit het zicht verdwenen.

Zijn naam, die standhoudt als een beeld:
gestokt aan een laan (de mooiste van Europa?),
of in een klein museum: uitgedost in roze,
met stilgevallen pen.

Het bruggetje – speelse boog
waarover hij een grijsaard schreef –
nog even in ’t zonlicht nu
met schooluitgaande kinderen.

En ’s avonds op de planken:
een nieuwe generatie
als konkelende oude zielen,
druk nagepraat in ’t postcafé –

van dingen die voorbijgaan,
ideeën die blijven.

Het tweede gedicht is van Inge Tielman.
Zij overleed in 2015.

Ik vond de tekst in haar verzameld werk,
een boek met als titel Bewonder de zee als de liefde.
Het verscheen in 2016 bij Uitgeverij Liverse in Dordrecht.

Couperus

ik heb de nacht toegedekt met het verleden
en volg de voetsporen van Couperus
de paden de lanen zijn gedichten zijn Eline Vere
omvangrijk is zijn taalgebruik

zijn beelden zijn treffende woordkeus
omvatten een eeuw waarin
ruisende rokken onbekende culturen
samensmelten tot prachtige literatuur

ik onderga het lief en leed
vooral
lees hem
hij leeft.

Voor mij zijn het woorden die het hart verwarmen,
die tot nadenken stemmen
en ik realiseer me hoe kwetsbaar het leven van een kunstenaar is.

In ’t verre verleden zei mijn vader al:
“Als kunstenaar moet je dapper zijn en niet verzaken.”
Het waren rake woorden die nog steeds gelden.
Wij maken immers dromen die werkelijkheid kunnen worden,
en we hebben vaak een karig bestaan.
We zijn afhankelijk van inzichten van anderen,
die soms zover van de kunstenaar staan.

Ik las ooit woorden, die mij bijbleven:
“De strijd is de vader van alle dingen,
laten we als kunstenaars doorgaan met de strijd.”
Couperus heeft zijn strijd geschreven,
gedroomd van een mooie wereld,
en hij leerde dat het vaak anders was,
die wereld.

Albert